Hartfunctielaborant

YouTube videos worden niet getoond omdat je social media cookies uitgeschakeld hebt. Bekijk hier de video op YouTube Klik hier om je cookie instellingen aan te passen.

Een kijkje achter de schermen

José & Karin vertellen over hun beroep. Bekijk de video en je weet de antwoorden op alle vragen!

Harfunctielaborant in het kort

Een hartfunctielaborant werkt op de afdeling hartfunctie. Je assisteert bij onderzoeken naar het functioneren van het hart. Van de onderzoeksresultaten maak je een verslag waarmee de cardioloog de juiste behandeling kan bepalen. 

Wat ga je doen?

In opdracht van de cardioloog doe je sommige onderzoeken zelfstandig, Het is cruciaal dat je het onderzoek zorgvuldig uitvoert en rapporteert. Voorbeelden van onderzoeken: 

  • Een fietstest: terwijl de patiënt fietst, meet jij het ritme en het zuurstofgehalte van het hart. Zo onderzoek je of het hart goed werkt. Bij deze test moet je de patiënt goed aanmoedigen, zodat hij pas stopt met fietsen wanneer jij al je gegevens hebt verzameld. Ook moet je je hoofd koel kunnen houden, bijvoorbeeld wanneer een patiënt onverwacht onwel wordt.
  • Een holteonderzoek: door 24 uur lang het hartritme van de patiënt op te nemen, onderzoek je of er een afwijking of ritmestoornis is in het hart. Je plaatst dan plakkers op de borst van de patiënt, waaraan een kastje zit dat zijn hartslag registreert.
  • Een 24-uurs bloeddrukonderzoek: bij dit onderzoek meet je of iemands bloeddruk te hoog is. Dit doe je door een band om de arm van de patiënt te plaatsen. Hieraan zit een kastje dat de bloeddruk registreert. Je legt aan de patiënt uit hoe het kastje werkt en geeft hem instructies voor het dragen van de apparatuur. Het is dus belangrijk dat je goed kunt uitleggen.

Bij alle onderzoeken zorg je ervoor dat de gegevens goed in de computer staan, bekijk je de uitslagen en overleg je deze met de cardioloog. In het derde jaar van de opleiding kies je voor een specialisatie:

  • Echografie: je maakt afbeeldingen van het hart met behulp van geluidsgolven (een echo). Net zoals er bij een zwangere vrouw een echo wordt gemaakt van haar baby, maak jij een echo van een hart. De cardioloog kan op deze afbeelding zien of er een afwijking is.
  • Pacemaker: sommige mensen met een hartritmestoornis, hebben een pacemaker. Dit is een klein apparaatje onder de huid van de patiënt, dat er voor zorgt dat het hart in het normale tempo blijft pompen. Jij controleert regelmatig of dit apparaatje nog goed werkt. Zie je iets bijzonders? Dan overleg je met de cardioloog.
  • Katheterisatie: op de katheterisatiekamer onderzoek je of er vernauwingen zijn in de kransslagader. Dit doe je door via een katheter contrastvloeistof in te brengen. Met behulp van röntgenstraling kun je zien hoe de radioactieve stof door het lichaam gaat. Gaat de vloeistof moeilijk of langzaam door de kransslagader? Dan kan het zijn dat er een vernauwing is.
  • Ambulante ECG-monitoring: je bestudeert ecg-registraties over langere tijd, tot wel 48 uur. Van moment tot moment volg je het wel en wee van de patiënt gedurende het gewone dagelijkse leven en speurt met geavanceerde analyseapparatuur naar onder andere ritme- en geleidingstoornissen en de reactie van het hart op diverse activiteiten.

Hoe is het patiëntencontact?

Het begeleiden van patiënten is een belangrijke taak. Voordat een onderzoek start, bereid je de patiënt hierop voor. Het kan zijn dat de patiënt zenuwachtig is en het onderzoek spannend vindt. Jij bent er dan om hem gerust te stellen en zijn vragen te beantwoorden.